Oostelijk front

Aan het Oostfront van de Eerste Wereldoorlog drongen Russische troepen de door het Duitse Rijk bezette gebieden van Oost-Pruisen en Polen binnen. De Russische troepen werden eind augustus 1914 door Duitse en Oostenrijkse troepen gestopt na de slag om Tannenberg.

Ondanks die overwinning had de aanval van Rusland de Duitsers gedwongen om twee legereenheden van het westelijk front naar het oosten te verplaatsen. Dit droeg bij aan het Duitse verlies in de slag om de Marne. De Duitsers moesten ook de Oostenrijkers helpen. Het Oostenrijks-Hongaarse had erg veel moeite met de Russen. Zonder de hulp van de Duitsers was de strijd aan het Oostelijke front aan Oostenrijkse zijde een stuk sneller afgelopen

Het vermogen van Rusland om relatief snel in het oosten te mobiliseren gooide roet in het eten voor de snelle overwinning die het Duitse Rijk had willen hebben met het Von Schlieffenplan. Het idee was dat de Oostenrijkers langer stand konden houden tegen het nog niet gemobiliseerde Russische leger. Echter kwamen de Russen snel ten strijde en de Duitsers moesten hier wel op reageren.

Van 1914 tot 1916 had het Russische leger verschillende offensieven op het oostfront van de Eerste Wereldoorlog maar het Russische Leger kon de Duitse linies niet doorbreken. Het resulteerde uiteindelijk in meerdere overwinningen van de de Duitsers en Rusland verloor grondgebied.

Deze nederlaag, in combinatie met economische instabiliteit en de schaarste aan voedsel en andere essentiële zaken, leidde tot toenemende onvrede onder het grootste deel van de Russische bevolking. Deze toegenomen nationale vijandigheid richtte zich op het keizerlijke regime van de Tsaar Nicolaas II en zijn niet echt favoriete echtgenote die was geboren in Duitsland.

Deze instabiliteit van Rusland resulteerde in de Russische revolutie van 1917, aangevoerd door Lenin en de bolsjewieken. Het tsarenrijk werd hiermee beëindigd en een halt werd geroepen aan de Russische deelname aan de Eerste Wereldoorlog. Rusland maakte begin december 1917 een wapenstilstand met de centrale mogendheden. Hierdoor konden Duitse troepen naar het westelijk front worden gestuurd.

Voor de Centralen leek de oorlog voorbij in het Oosten maar zelfs al was het zo, het Oostenrijks-Hongaarse leger was gigantisch verzwakt. De Duitsers hadden zwaar geleden onder de Russische opmars maar hadden nog wel voldoende eenheden om maar het Westelijk front te sturen. Deye eenheden waren wellicht vermoeid maar het bestuur van het leger wilde er nog een offensief uithalen. En zolang de druk uit Oosten was verdwenen waren er nog steeds kansen.